dinsdag 23 oktober 2012

Bewust afwijken van normen, mag dat zomaar?

We moeten voldoen aan de IEC 60204-1, is een veelgehoorde kreet. Wanneer we doorvragen waarom, is het antwoord vaak:’ nou, omdat het moet’ of omdat iedereen het zo doet. Maar is het nu wettelijk verplicht een norm toe te passen, of mag er ook van worden afgeweken? Dit is een vraag die opkomt wanneer men zich bezighoudt met machineveiligheid, de normen bieden handvatten maar soms ook technische uitdagingen en dat is soms lichtzinnig uitgedrukt. In dit artikel wordt toegelicht wat het nut is van het gebruik van normen en wat consequenties zijn van het wel of niet toepassen ervan.

Even in het kort: de Europese richtlijn, ook al doet hij anders vermoeden, is de wet. Niet helemaal, een richtlijn moet eerst worden opgenomen in de nationale wetgeving, dan wordt het de wet. Bijvoorbeeld: de Machinerichtlijn is in Nederland opgenomen in het Warenwetbesluit machines. Dit is praktisch een kopie van de richtlijn, ofwel kunnen we zeggen dat de Machinerichtlijn de wet is. Dat is de reden waarom er vaak gesproken wordt over de Machinerichtlijn in algemene zin en niet zozeer over het Warenwetbesluit. De richtlijn geeft dus geen richting aan, maar is ’normstellend’. Daarentegen is een norm niet ’normstellend’ maar geeft een ’richting’ aan. De wetgeving beschrijft de verplichte essentiële veiligheiden gezondheidseisen waaraan in de EU in de handel gebrachte machines moeten voldoen; een norm mag u volgen, maar het hoeft niet. Volgt u het nog?

Een norm is ontwikkeld om aan één of meerdere essentiële eisen uit de richtlijn te voldoen. Normen geven min of meer technische oplossingen aan voor uitdagingen die in de Machinerichtlijn worden gegeven. De relatie is als volgt: de richtlijn vormt een kader waarin voor de ontwerper van een machine een bepaalde ruimte zit en waarmee technische vooruitgang en innovatie niet worden belemmerd. Deze ruimte is noodzakelijk omdat een richtlijn niet zomaar herschreven en aangepast kan worden. Er zijn momenteel 27 lidstaten die hierover moeten beslissen. Ter illustratie, de ’oude’ Machinerichtlijn is van kracht geworden in 1995 en de huidige Machinerichtlijn 2006/42/EG op 29 december 2009. Daar zit (bijna) een periode van 15 jaar tussen...

Kader en invulling

De richtlijn bakent de grenzen af waarbinnen de ontwerper zijn speelruimte heeft. In beginsel is elke oplossing goed, als hij maar voldoet aan deze eisen. De eisen voor het ontwerp staan beschreven in de zogenaamde bijlage I: essentiële veiligheid- en gezondheidseisen. De vraag luidt vooral: “Hoe weet de ontwerper dat wat hij heeft  ontworpen ook daadwerkelijk correct en veilig is?” Omdat de richtlijn een kader is, zijn de eisen globaal van aard. Wanneer we vragen wat de kleur van de noodstop moet zijn, zal
iedereen zonder aarzelen zeggen dat dat rood met geel moet zijn, correct? Maar waar staat dat? De Machinerichtlijn geeft het volgende aan omtrent de noodstop: bijlage I,  artikel 1.2.4.3, 3e streepje:
- De inrichting moet: duidelijk herkenbare, goed zichtbare en snel bereikbare bedieningsorganen hebben. Over kleuren wordt niet gesproken! De norm, specifiek opgesteld voor de noodstoppen, de ISO 13850, zegt hierover het volgende: artikel 4.4.2:
- Het bedieningsorgaan van de noodstopvoorziening moet ROOD gekleurd zijn. Indien achter het bedieningsorgaan een achtergrond aanwezig is en indien dit uitvoerbaar is, moet de achtergrond GEEL gekleurd zijn.

De norm geeft ons dus duidelijk de richting voor wat betreft de keuze van de kleur. Dat maakt het voor de ontwerper gemakkelijker: hij hoeft alleen maar de norm te volgen in plaats van het zelf bedenken van de oplossing dat de noodstopinrichting duidelijk herkenbaar moet zijn. Rood/geel is bovendien algemeen geaccepteerd en wordt door vrijwel iedereen geassocieerd met gevaar of nood. De essentiële eisen zijn dus dwingend, maar de ontwerper mag zelf bepalen hoe hij deze invult. De toepassing van de normen is volledig vrijwillig. 

Voordelen van normen

Een belangrijk voordeel van het gebruik van normen is reeds aangegeven: het betreft het aanreiken van een - algemeen aanvaarde - oplossing voor een bepaald gevaargebied, wat de Machinerichtlijn onderstreept. Een ander voordeel van het volgen van de normen ligt in het juridische (bewijs)vermoeden van overeenstemming. Op het moment van het volgen van een norm die geharmoniseerd is, hetgeen betekent dat deze officieel is gekoppeld aan één of meerdere esentiële eisen van de Machinerichtlijn, ontstaat er een vermoeden dat er wordt voldaan aan deze eisen. Ofwel op het moment dat het misgaat, kan hiermee worden aangetoond dat de ontwerper er alles aan gedaan heeft om op dat punt de eisen zo goed mogelijk in te vullen. Een norm geeft:  
Afb. 1. Is het wettelijk verplicht een norm toe te passen,
of mag er ook van worden afgeweken?

- De stand der techniek aan
- En is daarmee een technisch hulpmiddel voor de fabrikant.

Valkuilen van normen
 
Is het gebruik van een norm zo heilig dat het eigen verstand aan de kant gezet kan worden? Nee, zo makkelijk is het nu ook weer niet. Veiligheid is en blijft een punt waarbij de ontwerper altijd zijn ’GAVE’ (gezond agrarisch verstand) moet blijven gebruiken, ook al zijn er honderden normen. De Machinerichtlijn eist dat de ontwerper een risicoanalyse uitvoert (Machinerichtlijn Bijlage I, artikel 1.1) en op basis van deze analyse dient hij of zij de maatregelen te realiseren. Een veel voorkomende fout wordt gemaakt bij het bepalen van het niveau van betrouwbaarheid van een veiligheidsfunctie. Normen geven vaak het minimale niveau waaraan moet worden voldaan, bijvoorbeeld Performance Level c (ISO 13849-1) of de ’oude’ categorie 1 (EN 954-1). Het woord ‘minimaal’ wordt al snel als voldoende gezien en de schakeling wordt gebouwd op basis van dat aangegeven niveau. Maar wanneer nu naar de beoordeling wordt gekeken, komt daar misschien wel minimaal een Performance Level d of categorie 3 uit. De ontwerper zou het niveau moeten kiezen op basis van de beoordeling, maar kiest het niveau uit de norm, waarom, omdat dat in de norm staat?! Hoewel normen flexibeler zijn dan de wet, kunnen ook normen soms achter de stand der techniek aanlopen. Neem de IEC 60204-1, de ’NEN 1010 voor machines’ uit 1997. Hierin stond het volgende: (artikel 11.3.4):
- Indien wordt gekozen voor een noodstop volgens categorie 0, mag deze uitsluitend zijn uitgerust met elektromechanische onderdelen met vaste bedrading. Bovendien mag de werking ervan niet afhankelijk zijn van elektronische logica (apparatuur of programmatuur) of van de overbrenging van opdrachten via een communicatienet of verbinding.

Deze eis gold totdat de volgende versie in 2006 werd geharmoniseerd.  Rond 2000 kwamen de Safety PLC’s in opmars en die waren juist voorzien van elektronica en software, die volgens de ’97 versie niet toe te passen zou zijn. Terwijl (toen al) met een certificaat van een aangemelde instelling kon worden aangetoond dat dit systeem wel degelijk voldeed aan de essentiële eisen van de Machinerichtlijn en dus veilig was. Hier is een degelijk stuk bewijs dat kan worden afgeweken van de norm. Dit voorbeeld toont het belang aan dat de norm vrijwillig is en blijft (en dus de stand der techniek niet tegenhoudt), zodat er vanaf geweken kan worden. 

De roltrap en de EN 115

Wat je je als ontwerper goed moet realiseren is dat de norm zeker geen vrijbrief is om niet meer ansprakelijk te kunnen worden gesteld. Het volgende voorbeeld toont dit aan. In een (kinder)schoenen- en (kinder) kledingzaak in Haarlem gebeurde een ernstig ongeval met een roltrap. Een klein jongetje was bekneld geraakt in het punt waar de bewegende leuning (‘meedraaiende band’ die als leuning fungeert) weer teruggaat in de vloer. De ouders van het jongetje hielden de eigenaar van het winkelbedrijf, als eigenaar van de roltrap, aansprakelijk voor het ongeval. De ouders waren van mening dat de roltrap gebrekkig was. Het winkelbedrijf verweerde zich door te stellen dat de roltrap niet gebrekkig was. Bij nader onderzoek was namelijk het volgende gebleken:
- de fabrikant had bij het ontwerp van de roltrap de EN 115, een specifieke en Europese geharmoniseerde norm voor roltrappen, toegepast
- het winkelbedrijf had een Arbodienst een risicoanalyse laten maken, ook van de roltrap
- er was een keuring op de roltrap uitgevoerd door een notified body (een aangemelde instantie).

Ondanks deze aangevoerde omstandigheden, was het Gerechtshof Amsterdam toch van oordeel dat het winkelbedrijf aansprakelijk was (het winkelbedrijf zal ongetwijfeld deze aansprakelijkheid hebben “doorgezet” naar de fabrikant van de roltrap. Dit noemt men juridisch regres nemen). Een belangrijke punt voor het Hof, was dat de veiligheid van de roltrap moet voldoen aan wat de gebruiker er onder die omstandigheden van mag verwachten. Dit geldt in het bijzonder als er ook kleine kinderen van gebruik maken. Het toetsen door derden en zelfs door een keurende instantie biedt in dat geval geen garantie dat er niets kan gebeuren! Als er toch iets gebeurt, dan is het winkelbedrijf aansprakelijk wanneer dit bij het te verwachten gebruik hoort (het verkeerd gebruik valt er uiteraard buiten). Kortom, het hof oordeelde in deze casus dat men niet aansprakelijk is op het moment dat er niets gebeurt, maar wél als er wel iets gebeurt bij voorzienbaar gebruik. Dat lijkt een beetje een ’Cruijffiaanse’ uitspraak, maar geeft wel gelijk de kern aan. Het is belangrijk om te weten dat rechters de normen (soms ten onrechte) gebruiken als toetsingskader voor de beoordeling van de veiligheid van een machine. Dit leidt soms tot het geval waarin een situatie anders wordt beoordeeld dan wat de ontwerper voor ogen heeft gestaan. Dit moet je onthouden wanneer je van de norm afwijkt. Je hebt sterke argumenten en – objectief – toetsingsmateriaal nodig, zoals de bewijzen van een notified body om aan te tonen dat het ontwerp deugt en voldoet aan de wet, de Machinerichtlijn.

Moet een norm worden toegepast?

De Machinerichtlijn (artikel 2,lid 1) geeft zelf al het antwoord: ‘een niet-bindende technische specificatie.’ Echter, er wordt in andere documenten zoals de Gids voor toepassing van de Machinerichtlijn (2e editie) wel degelijk naar verwezen (artikel 87):
- Geharmoniseerde normen zijn essentiële instrumenten voor de toepassing van de machinerichtlijn. De toepassing ervan is niet verplicht. Wanneer de referentie-nummers van de geharmoniseerde normen in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gepubliceerd, houdt de toepassing van de specificaties daarvan echter in dat ervan mag worden uitgegaan dat aan de essentiële veiligheid- en gezondheidseisen waarop deze betrekking hebben wordt voldaan.

Afb. 2. Het programmeerbare besturingssysteem van Pilz.

Een norm is dus in de praktijk min of meer essentieel om de eisen van de richtlijn goed ten uitvoer te kunnen brengen. Maar er kan zeker ook vanaf worden geweken als de situatie dat niet toelaat. De ontwerper dient dan wel met juiste redenen en documenten te kunnen aantonen dat zijn oplossing (ook) voldoet aan de richtlijn. Dit is wat betreft documentatie en bewijslast een zware opgave. Er dient wel opgemerkt te worden dat in sommige situaties een norm wel dwingend door de wet wordt voorgeschreven. Een voorbeeld daarvan is het Bouwbesluit. Wanneer de machine tevens deel uitmaakt van de constructie kan het zijn dat normen verplicht worden voorgeschreven vanuit die specifieke wetgeving. Een machine dient immers te voldoen aan de bepalingen van elke EU-richtlijn die erop van toepassing is Daar dient goed onderzoek naar gedaan te worden. 

Conclusie

Bewust afwijken van een norm kan, als het goed en weloverwogen wordt gedaan, een  gerechtvaardigde keuze zijn. Zo kan het volgen van een norm in sommige gevallen niet (volledig) mogelijk zijn, omdat de situatie dat technisch niet toelaat. Dan kan het soms niet anders om af te wijken. Anders gezegd: afwijken kan, maar niet zomaar. Een gedegen (risico)analyse, goed gedocumenteerd in een technisch dossier vormt een juiste (minimum)basis om in bepaalde gevallen af te kunnen wijken. Hoe en wanneer afgeweken kan worden afgeweken, dient van geval tot geval bekeken te worden.

Martijn Drost, Pilz
www.pilz.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten